donderdag 30 oktober 2008

Cow tot Cradle

Cradle to cradle is helemaal hip in ons land. De bedenkers, McDonough en Braungart hebben het bekende kringloop denken in een aanstekelijke nieuwe jas gestoken. Maar de melkveehouderij, de kringloopsector pur sang, verschijnt niet op het toneel. Jammer, hier ligt een uitgelezen kans.
Cradle to cradle is vooral een ontwerpfilosofie: houd bij het ontwerpen van een product al rekening met herbestemming na gebruik. Na gebruik moet een product opnieuw de grondstof vormen voor een volgend product. Dus: van ‘wieg tot wieg’ ipv van ‘van de wieg tot het graf’. Of, nog prikkelender gezegd: ‘afval is voedsel’.
Bijvoorkeur krijgen een product en haar componenten in een volgend leven zelfs een waardevollere bestemming. Niet alleen recyclen dus, maar bijvoorkeur ‘upcyclen’.

De melkveehouderij past prachtig in de cradle to cradle-filosofie. De kernactiviteit van de melkveehouder is immers, sinds het begin van de jaartelling, het managen en optimaliseren van een kringloop (voer – koe – mest – bodem - gewas – voer etc.). Hij is alle dagen bezig met recyclen en upcyclen. Mest wordt ge-upcycled tot gras of maïs en pulp, bostel en stoomschillen tot melk. Zonder koeien heeft gras geen waarde en zou de voedingsmiddelenindustrie met een immense berg organisch afval blijven zitten.
‘Cow to Cradle’ als visitekaartje. Wat we van McDonough en Braungart kunnen leren is dat niet alles even doordacht of feitelijk onaanvechtbaar hoeft te zijn, als het maar inspireert, goed wordt gepresenteerd en tot bewustzijn en actie leidt. De melkveehouderij heeft een goed verhaal. De uitdaging is dat verhaal te etaleren, verder uit te bouwen en te verfijnen. Bijvoorbeeld door te zorgen dat koeien alleen vreten wat mensen niet kunnen of willen eten, door kringlopen verder te sluiten en energieneutraal te produceren. Binnen Courage speelt deze filosofie mee in diverse projecten. Bijvoorbeeld in de projecten energieneutrale zuivelketen, grasraffinage, susteïne en fotonenboer. Het staat ook centraal in het nieuwe onderwerp waar we ons samen met Innovatienetwerk op richten: het upcyclen van fosfaat.
Fosfaat is een eindige grondstof. Nog zo’n 30 – 60 jaar, schatten de deskundigen, en dan is het op. Hebben we tegen die tijd geen alternatief dan gaat dat ten koste van de voedselproductie. Fosfaat dat we in de vorm van kunstmest en voedermiddelen van heinde en verre naar ons land slepen, verdwijnt hier voor een belangrijk deel diffuus in ons milieu of spoelt uit naar de Noordzee. Het wordt de kunst om de fosfaat in GFT, organische reststromen, afvalwater en mest te concentreren en te recyclen tot kunstmestvervangers en grondstof voor de (chemische) industrie. De melkveehouderij kan daar een cruciale rol in vervullen. Door uit de organische stromen middels vergisting eerst de energie te winnen en vervolgens uit het digestaat de belangrijkste nutriënten (naast fosfaat ook kali en stikstof) te isoleren, kan de sector producent van fosfaat worden. Die kan allereerst de kunstmest op het eigen bedrijf vervangen, maar, wanneer de stroom co-vergistingsproducten groot genoeg is, kan ze ook leverancier worden van fosfaat-, kali- en stikstofconcentraten. Bijvoorbeeld voor akkerbouwers, tuinders en de industrie. Nederland zonder kunstmest, lijkt dan het wenkende perspectief. Waarbij de voedselproductie minimaal op peil blijft. Dat geeft niet alleen een schoner milieu en besparing op eindige grondstoffen, maar ook een forse bijdrage aan het energieneutraal maken van de gehele keten. Technisch is het allemaal al mogelijk. De overheid moet hier en daar nog wat ruimte en stimulansen inbouwen in haar beleid. De markt lijkt steeds aantrekkelijker te worden. En steeds meer sectororganisaties en ondernemers zien de kansen en steken hun nek uit. De melkveehouderij profileert zich als upcycle-branche van Nederland. Cow to cradle, als nieuw motto. Nu nog voor het voetlicht met dat verhaal.

Carel de Vries

maandag 13 oktober 2008

Bioma(s)sters

Boeren zijn niet goed in trends. Ze zijn samen met hun verwerkende industrieën de ‘masters of biomass’, de meesters van de biomassa. Toch spelen ze een ondergeschikte rol in de omschakeling naar de ‘biobased economy’. De chemische industrie en energiebedrijven domineren de discussie.

Dat is opmerkelijk, want de agrosector verwerkt gewassen en dierlijke producten tot een eindeloze reeks food- en non-foodproducten. Plant en dier als bron van zo ongeveer alles. Bioraffinage heet dat tegenwoordig en dat doen we al honderd jaar. Het is zo gewoon dat we niet meer zien hoe bijzonder het is. Geleidelijk groeit in de sector het besef dat de omschakeling naar de ‘biobased economy’ de omschakeling is naar ónze economie. De nieuwe prijsverhoudingen bieden kansen voor nieuwe producttoepassingen en nieuwe toegevoegde waarde.

Plant en dier zijn een schatkamer die we nog maar deels hebben ontgonnen. Dat geldt ook voor gras. Wat kunnen we daar nog meer mee dan het aan de koe voeren? Wanneer we er teveel van hebben, de kwaliteit niet helemaal top is en de grasdrogerij geen subsidie meer krijgt? Interessante vraag. Samen met een aantal partners uit het bedrijfsleven wil Courage gras raffineren. Resultaat: een eiwitconcentraat dat soja kan vervangen en een hoogwaardige vezel waar we onder andere papier van kunnen maken.

Vorig jaar hebben we het eerste graspapier al gemaakt. Ruikt lekker, leuk om je slaapkamer mee te behangen. Waan je je ’s nachts in de hooiberg. Het restsap bevat ook nog allerlei interessante stofjes, maar die laten we vooralsnog achter op het land. Dat komt later. We hebben een groep bedrijven die er mee aan de slag wil en zijn nu al twee jaar aan het worstelen met de ‘biobased’ subsidiepotten die vooral zijn toegesneden op de chemie- en energiesector. Die subsidie hebben we nodig voor de risicovolle eerste pilotfase. Hopelijk kunnen we in 2009 alsnog van start.

Ook wanneer je het gras gewoon aan de koeien voert, valt er nog wel wat te raffineren. Biogasproductie bijvoorbeeld. Dat biedt zicht op de energieneutrale zuivelketen. Een concept dat we vorig jaar lanceerden en nu enthousiast op diverse plekken door veehouders en zuivelindustrie wordt uitgewerkt. En nadat we de mest hebben vergist, kunnen we wellicht met de dunne fractie van het digestaat algen kweken die we vervolgens weer aan de koeien kunnen voeren. Hier wordt al lang over geconfereerd, maar vorige week was ik bij een boer in Friesland die het gewoon gaat doen! Over een ‘biomas(s)ter’ gesproken!

Carel de Vries
Projectmanager Courage