maandag 8 november 2010

Koolstofboer

Na stikstof en vervolgens fosfaat, is koolstof de nieuwe uitdaging voor de melkveehouderij. Het broeikaseffect, is vooral een kwestie van koolstof. En laat de melkveehouderij nu één grote koolstoftransformator zijn! De koe is sinds mensenheugenis geliefd vanwege de unieke eigenschap dat ze voor mensen nauwelijks verteerbare koolstofverbindingen, weet op te waarderen tot hoogwaardig en voedzaam spul als melk en vlees. Upcyclen van koolstof is al sinds de schepping de USP (even googelen) van de koe. Voordat meneer Braungart (ook even googelen) erover begon, deed de koe het al. Maar bij het realiseren van dit fraaie trucje, lijkt het erop alsof moeder natuur een vergissing heeft begaan. Gras groeit doordat het CO2 opneemt en de koe verteert dat gras, doet er iets nuttigs mee, maar produceert daarbij CH4. Dat is jammer. Het broeikaseffect van die CH4 is namelijk 23 x zo heftig als die van CO2. Kortom, de koe draagt al sinds haar verschijning op onze aardbol bij aan het broeikaseffect, maar dat is pas onlangs een probleem gebleken. Maakt niet uit. Onze roeping is om, zoals ex-minister Verburg dat zo mooi kon zeggen, geen deel te zijn van het probleem maar van de oplossing. En die oplossing lijkt voor handen. Want, de grootste grondbezitter van ons land (de melkveehouderij), bezit tevens de grootste koolstofopslagplaats van ons land: de bodem. 82% van alle koolstof op aarde zit in de grond. Een hectare grasland kan vele tonnen zuiver koolstof bergen. Het zit daar in allerlei vormen van organisch materiaal. En boeren weten wat organische stof in de bodem betekent: beter vochtleverend vermogen, betere structuur, minder nutriëntenverlies en door dit alles: hogere producties van betere kwaliteit. Kortom: hier gloort iets moois. Vooral biologische boeren ruiken de kans. De Carbonfarmers of America en de Carbon Farmers of Australia proberen al een ‘soil carbon trading system’ in de benen te helpen op de vrijwillige markt voor CO2-rechten. Ze bieden hun ‘carbon sinks’ te koop aan voor $ 25,- per stuk voor elke ton CO2 die ze in de grond weten vast te leggen. Aantrekkelijk alternatief voor het planten van een boom om je zondige vlieggedrag af te kopen, lijkt me.
Dat het niet allemaal flauwekul is bewijzen onderzoeksresultaten uit Australië. Ook de FAO heeft onlangs een serieus rapport uitgebracht over de perspectieven om koolstof vast te leggen in grasland. En in Nederland? Vroeger hadden we in Wageningen nog een hoogleraar Graslandkunde…. .Kortom: een onderwerp voor Courage.

Carel de Vries
Projectmanager Courage

donderdag 16 september 2010

Fotonenboer nr. 1

’t Spieker, ofwel de opslagplaats. Dat is de toepasselijke naam van het historische monument dat Jan en Erna met hun twee zoons in Vierakker bewonen. Lang geleden werd daar graan opgeslagen. Sinds eind juli is er een nieuwe opslagplaats op ‘t Spieker, niet voor graan, maar voor elektronen: de Vanadium Redox Flow batterij (VRB). Jan en Erna oogsten sinds kort niet alleen gras, mais en melk, maar ook zonlicht. Of beter: de lichtdeeltjes (fotonen), die de zon naar de aarde uitstraalt. Op twee staldaken zijn 238 zonnepanelen (360 m2) jaarrond bezig met die fotonenoogst. Geen lawaai, geen stank, geen afval; schoner kan niet. De panelen zetten de fotonen om in elektronen die gezamenlijk goed zijn voor zo’n 42000 kWh aan stroom per jaar. Dat is ongeveer genoeg om het hele bedrijf jaarrond van elektriciteit te voorzien. Het probleem met die fotonen-oogst is evenwel dat die sterk varieert per dag en per seizoen. Het is net gras, dat groeit ook niet elke dag in de juiste hoeveelheden. Daarom kuilen we het in. Hebben de koeien ’s winters ook nog wat te vreten. Iets vergelijkbaars geldt voor de zonne-stroom. Willen we die laten renderen, dan moeten we haar kunnen opslaan. Pas dan kun je de stroom optimaal benutten in het eigen bedrijf. En pas dan kun je het overschot via het net verkopen wanneer er vraag naar is. Want dat is een reden waarom duurzame elektriciteit van wind en zon relatief zo weinig opbrengt: het aanbod is onvoorspelbaar. Wil je met stroom geld verdienen dan moet je het aanbod kunnen afstemmen op de onbalans in het net.
Met de VRB kan dat. Daarmee maken we van de aansluiting op het elektriciteitsnet een interessant handelskanaal. Unieke software gaat ons helpen dat handelskanaal zo intelligent mogelijk te benutten. Het ‘Smart Grid’ begint in Vierakker.
Eind juli arriveerde op ’t Spieker de allereerste VRB in ons land. Het door Courage en InnovatieNetwerk ontwikkelde project ‘Fotonenboer’ kan beginnen. De officiële start markeren we op 22 september, tegelijk met de start van het nieuwe Melkvee Academische Jaar. Op 23 september gevolgd door een open dag bij Jan en Erna, de eerste Fotonenboeren van ons land. Wat ons betreft volgt, na gebleken succes, nr. 2 spoedig. Een netwerk van VRB’s, wat voor vergezichten levert dat op? (Voor nu alvast een tip voor nieuwbouwers: richt uw dakhelling op het zuiden.)

Carel de Vries
projectmanager Courage

donderdag 19 augustus 2010

Ambassadrice

De Volkskrant, onlangs: “De koe is onze nationale ambassadrice. Hoe groots het Nederlands Bureau voor Toerisme ook uitpakt met tulpen en molens, in grote delen van de wereld is het de koe die symbool staat voor Nederland”. De koe als wezenlijk onderdeel van onze nationale identiteit. De Nederlandse leeuw heeft concurrentie. Wat is Nederland zonder haar koeien? We knuffelen ze hartstochtelijk voor slechts € 47,50 p.p.(www.kadopagina.nl). De melkveehouderij mag er zich gelukkig mee prijzen. Zo’n visitekaartje zouden meer sectoren zich wensen. Maar: adeldom verplicht. Wanneer je de verzorger bent van de nationale mascotte, kun je daar niet zo maar wat mee aanrommelen in de ogen van de fans. Je kunt ze niet en masse opsluiten in grote industriële loodsen en behandelen als anonieme productiemiddelen. Wat vinden wij normaal? Test jezelf en tik op You Tube eens ‘Willet’s Dairy’ in. Aan welke beelden zijn wij gewend?
Imago is gebaseerd op de beelden en feiten van gisteren. Maar wat voor beelden creëren we voor overmorgen? Bij elke nieuwe ontwikkeling zou dit een criterium moeten zijn: wat doet het met het beeld van onze sector, van mijn bedrijf, van de koe? Twee voorbeelden van Courage-projecten waarbij dat speelt zijn Weerbaar Vee en Smart Dairy Farming. De doelen zijn nobel. Bij Weerbaar Vee gaat het erom de natuurlijke weerstand van de koe meetbaar te maken, zodat we die kunnen optimaliseren en koeien minder vaak ziek worden. Al snel kan het foute beeld ontstaan dat wij koeien willen ‘manipuleren’ om ze beter bestand te maken tegen de barre omstandigheden waarin we ze houden. Bij Smart Dairy Farming is onder andere de insteek dat we met nieuwe sensortechnologie diergezondheid en dierwelzijn op grootschalige bedrijven beter kunnen bewaken. Aandacht per koe is bij schaalvergroting immers een belangrijke bottle neck. Maar dit kan al snel het beeld op roepen van een ‘verdinging’ van het dier, van verdere industrialisering van de melkveehouderij. Goede bedoelingen alleen zijn niet genoeg. We moeten ze voorzien van de juiste beelden en woorden. Dat lukt alleen wanneer we door de ogen van de buitenstaander naar onszelf en onze bedrijven leren kijken. Wat zien we dan? Willet’s Dairy of de residentie van onze nationale ambassadrice? Good old Wijnand Pon, vraag maar aan je vader wie dat is, importeerde uit Canada zijn motto: ‘Be good and tell it’. Ik zou willen aanvullen: ‘Be good and show it’.

Carel de Vries
Projectmanager Courage

dinsdag 22 juni 2010

Innovatie Icoon

Innovatie icoon
Innovatief is positief. Als een ondernemer, bedrijf of sector bekend staat als innovatief, kan zijn imago bijna niet meer stuk. Zeker niet wanneer dat imago leeft buiten de eigen kring of sector. Een innovator kan rekenen op meer goodwill. En dat gaat vroeg of laat op de een of andere manier renderen. Hoe innovatief is de melkveehouderij? Net zo innovatief als de glastuinbouw? Vriend en vijand dichten die sector dat imago toe. Met dank, vooral, aan de energieproducerende kas. Een fraaier voorbeeld van hoe je een negatief imago (energieverslinder) kunt omkeren is niet makkelijk te vinden. Wat één zo’n icoon al niet voor een sector kan betekenen. Maar wat zijn de innovatie iconen in de melkveehouderij? Welke nieuwe verrassende beelden zetten wij neer de komende jaren? Welke innovatieve ‘imagebuilders’ gaan de maatschappelijke positie van onze sector op een hoger plan tillen?
Eind mei komt de eerste Vanadium RedoxFlowBatterij naar ons land. Een uniek nieuw opslagsysteem voor duurzame elektriciteit. Dit kon weleens een doorbraak worden voor het perspectief van duurzame stroomproductie. We worden bestookt met vragen en ambities van MKB-ondernemers en investeerders die nieuwe business zien in dit concept. En waar komt dit apparaat te staan? Bij een melkveehouder in Vierakker! De eerste Fotonenboer. De melkveesector als kiemplaats van nieuwe technologie. Dit kon weleens een fraai innovatie-icoontje worden.
Nog een potentiële icoon: de vrije koe. De ligboxenstal heeft haar langste tijd gehad. We geven de koe haar vrijheid terug. De eerste vrijloopstallen zijn een feit. Innovatieve melkveehouders steken hun nek uit. Hef ze op het schild! Zij forceren een doorbraak. In 2011 moet de eerste dierentuin voor koeien een feit zijn (‘koeientuin’). Creëer een tegenbeeld van de megastal en laat de discussie kantelen.
Ook op de terreinen van sensortechnologie, biodiversiteit, robotisering, upcycling, bioraffinage en nieuwe ketenconcepten liggen mogelijkheden om grenzen te verleggen. Wat hebben we nodig? 1)Willie Wortels met briljante ideeën die support krijgen.2)Krachtenbundeling binnen het melkveecluster. In projecten als Weerbaar Vee en Smart Dairy farming zien we het gebeuren. 3) Innovatievrijplaatsen waar wonderlijke netwerken ontstaan en het onverwachte en onmogelijke een kans krijgt. Sign (glastuinbouw), Kiemkracht (akkerbouw) en Courage (melkveehouderij) zijn van die vrijplaatsen. Ze werken samen in Innovatienetwerk.
Is dat voorstelbaar in 2025? De melkveehouderij, niet een achterhaald maatschappelijk randverschijnsel. Maar een ‘Innovatie Icoon’ van de Nederlandse samenleving. Met een eigen plek op de World Expo.

Carel de Vries

zondag 16 mei 2010

Cow to cradle

Cradle to cradle is sinds 2 jaar helemaal hip in ons land. De bedenkers, McDonough en Braungart hebben het bekende kringloop denken in een aanstekelijke nieuwe jas gestoken. Maar de melkveehouderij, de kringloopsector pur sang, verschijnt niet op het toneel. Jammer, hier ligt een uitgelezen kans.
Cradle to cradle is vooral een ontwerpfilosofie: houd bij het ontwerpen van een product al rekening met herbestemming na gebruik. Na gebruik moet een product opnieuw de grondstof vormen voor een volgend product. Dus: van ‘wieg tot wieg’ ipv van ‘van de wieg tot het graf’. Of, nog prikkelender: ‘afval is voedsel’.
Bijvoorkeur krijgen een product en haar componenten in een volgend leven zelfs een waardevollere bestemming. Niet alleen recyclen dus, maar liever ‘upcyclen’.
En, laat upcyclen nu de corebusiness zijn van de melkveehouder! Sinds het begin van de jaartelling doet hij niet anders. Mest wordt ge-upcycled tot gras of maïs. En gras en mais en andere voor de mens onverteerbare biomassa, zoals pulp, bostel, stoomschillen etc. worden ge-upcycled tot melk en vlees. Zonder koeien heeft gras geen waarde en zou de voedingsmiddelenindustrie met een immense berg organisch afval blijven zitten.
Wat we van McDonough en Braungart kunnen leren is dat niet alles even exact uitgewerkt hoeft te zijn, als het maar inspireert, goed wordt gepresenteerd en tot bewustzijn en actie leidt. De melkveehouderij heeft een goed verhaal. ‘Cow to Cradle’ als visitekaartje. De uitdaging is dat verhaal te etaleren, verder uit te bouwen en te verfijnen. Bijvoorbeeld door te zorgen dat koeien alleen vreten wat mensen niet kunnen of willen eten, door kringlopen verder te sluiten en energieneutraal te produceren. Binnen Courage speelt deze filosofie mee in diverse projecten. Een van die projecten is ‘Veehouderij zonder soja’. Vorige week discussieerden 15 deskundigen op uitnodiging van Courage bij ‘Boer Bert’ in Kamerik, over de haalbaarheid en wenselijkheid van een melkveehouderij zonder sojaschroot. Vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, de zuivelindustrie, diervoederindustrie en overheid concludeerden dat vermindering van het gebruik in combinatie met verduurzaming van de teelt de beste optie is. Ook waren allen het er over eens dat de melkveehouderij uitstekende kansen heeft verder te verduurzamen door kringlopen te sluiten. Nu bestaat 70% van het krachtvoer uit restproducten, dat moet naar 100%. En het laatste restje kunstmest moeten wijken voor concentraten uit drijfmest of digestaat.
Cow to cradle, als nieuw motto. Nu nog voor het voetlicht met dat verhaal.

Carel de Vries

donderdag 25 maart 2010

Kwetsbaar

Maakt groei je sterker of kwetsbaarder? Veel melkveehouders die in 2007 en 2008 fors investeerden rekenden op het eerste maar beleven nu veelal het laatste. ‘No guts no glory’, zult u zeggen. ‘Stilstand is achteruitgang’. Dat is waar, maar de nieuwe realiteit in de melkveehouderij maant wel tot nieuwe afwegingen. De weg leidt altijd vooruit, maar in welke richting? Voor veel melkveehouders is verdergaande groei na afbouw van de quotering de grote droom. De zuivelsector rekent met een melkplasgroei van 20%. Rekeninghoudend met meer melk per koe, betekent dat toch minimaal 10% meer koeien. Moeten we dat wel willen? Maakt dat uw bedrijf en maakt dat onze sector sterker of kwetsbaarder? Een paar punten ter overweging.
Meer melk betekent vooralsnog meer goedkope witte bulk. Hetzelfde inkomen bij meer omzet en minder marge. Is het slim om daarin te investeren als melkveehouders en industrie? Ligt daar de toekomst voor onze melkveehouderij? Kunnen we in ons land niet beter in ketenverband investeren in de ontwikkeling van toegevoegde waarde? Nieuwe zuivelconcepten, nieuwe markten, nieuwe technologie, betere kwaliteit, hoogwaardiger vee, nieuwe dienstverlening etc.? Met kennis en kwaliteit winnen we de strijd.
Bovendien: wanneer we niet groeien hebben we nu al het klimaatdoel 2020 voor de melkveesector gerealiseerd. Groei in melk betekent dus ook groei in problemen, niet alleen voor broeikasgassen, maar ook voor ammoniak, nitraat, ruimtelijke ordening etc. Het oplossen van die toegenomen problemen gaat vervolgens weer geld kosten waardoor de marges nog kleiner worden.
Daarnaast betekent zo’n 150.000 tot 200.000 koeien erbij toename van veterinaire risico’s. En misschien vormen die wel de grootste bedreiging voor de toekomst van onze sector. MKZ kan zo maar weer toeslaan. We zien wat Q-koorts in de geitensector aanricht. Is het niet slimmer te investeren in verbetering van de veterinaire status en vermindering van de risico’s dan in verdere groei?
Over veterinaire risico’s gesproken: is het het risico wel waard om kalveren uit Oost Europa in Nederland af te mesten om het eindproduct vervolgens in Zuid Europa te vermarkten? Hoe kwetsbaar maakt ons dat? Moeten we als melkveesector niet meer regie nemen over de sector die onze stierkalveren tot waarde brengt? Krijgen wij niet vroeg of laat de rekening gepresenteerd van de risico’s die daar worden genomen?
Meer waarde en minder kwetsbaarheid, daarop ligt de focus bij de nieuwe concepten die we samen met ondernemers proberen te ontwikkelen.

Carel de Vries
Projectmanager Courage

donderdag 11 februari 2010

Koerelatie

Maatschappelijk isolement is funest voor het toekomstperspectief van de melkveehouderij. Steeds minder Nederlanders, ook degenen die overheden, belangengroepen en de media bevolken, hebben historische wortels in de agro-sector. Kennis van en affiniteit met de landbouw zijn steeds minder vanzelfsprekend. Wanneer de sector niet beweegt, beweegt de samenleving zich vanzelf van de sector af. Maar de melkveesector staat niet stil. Integendeel, ze is volop in beweging. Maar wat is de bewegingsrichting? Naar de samenleving toe of er vanaf? Autonome economische en technologische trends drijven de sector richting schaalvergroting, automatisering en verdergaande rationalisering. Toenemende vervreemding ligt dan op de loer. Onbekend maakt onbemind en onbemind maakt al snel ongewenst. En dat vertaalt zich vroeg of laat in belemmerende regelgeving. Zo is ammoniak uit varkensmest volgens de wet schadelijker dan ammoniak uit rundveemest. En de nertsenhouderij wordt inmiddels bedreigd met een collectief verbod. Voor behoud van perspectief is juist nu de uitdaging om actief naar de samenleving toe te ontwikkelen. Dit is een rode draad in de agenda van Courage voor de komende jaren. Hoe doen we dat? Hoe zorgen we dat de melkveesector en de Nederlandse samenleving innig verbonden blijven? Maatschappelijke waardering stoelt op twee poten: 1) het als sector zelfstandig, pro-actief oplossen van de eigen maatschappelijke problemen en 2) het vergroten van de maatschappelijke relevantie. Het eerste punt gaat over het zoeken van innovatieve oplossingen voor technische vraagstukken zoals het klimaatprobleem, diergezondheid en dierwelzijn, sluiten van kringlopen en landschappelijke kwaliteit.
Het tweede punt, maatschappelijke relevantie, stoelt maar voor een klein en afnemend deel op de bijdrage aan economie, werkgelegenheid en voedselproductie. Voor de toekomst hebben we in stadstaat Nederland innovatieve ‘verbinders’ nodig om maatschappelijk relevant te zijn. De uitdaging is van die nieuwe verbinders ook nieuwe ‘verdieners’ te maken. Te denken valt aan gezondheidszorg, recreatie, natuur, onderwijs, entertainment, retail, energieproductie, horeca etc. Dit maakt van de toekomstige melkveehouderij een complexe multi-onderneming. We hebben nieuwe partners, nieuwe investeerders, andere sectoren, nieuwe bedrijfs- en businessconcepten nodig voor nieuw economisch en maatschappelijk perspectief. Kunnen we midden in de stad, samen met een groot aantal partners, een Koeientuin exploiteren? Binnenkort gaan we het verkennen. Bedrijfsontwikkeling als co-creatie-proces? Hoe doe je dat, waar leidt dat toe en vergroot dat je ontwikkelingsperspectief? Binnenkort starten we een experiment.

Carel de Vries
Projectmanager Courage